Ik hou ervan om te schrijven, of jullie het ook nog leuk vinden om te lezen weet ik niet, maar dat weerhoud me er lekker niet van om hier iets te posten.
(opbouwende) kritiek heb ik nodig; also, mijn Nederlands heeft zijn gebreken. Laten we de schuld daarvan bij mijn spastisch hoofdje leggen x)
Anyways; hier is een random verhaaltje. Een korte, want daar hou ik van.
Yay
Bij mijn moeder in de keuken stond een vaatwasser. Dezelfde kleur wit als de koelkast daarnaast, maar ongeveer de helft in omvang. Mijn moeder zei altijd dat ik de afwas moest doen en bedoelde daarmee dat ik de borden en het bestek in de machine moest zetten, de deur dicht moest doen en het apparaat aan moest zetten. Ik deed het niet met tegenzin.
Elke maandag aten we macaroni met stukjes vlees uit blik. Wennen moest ik weer aan de vaste tijden en het zitten aan tafel, maar het hebben van een ritme deed me goed. Soms vergat ik even dat ik zo’n verdriet had. Heel soms. Huilen kon ik niet meer en uit frustratie en machteloosheid sloeg ik mijn hoofd ’s nachts tegen de muur naast mijn bed. De buren kwamen klagen over het lawaai dat ze wakker hield, maar mijn moeder was er niet dus gooide ik de deur voor ze dicht. Hun klaaggezang klonk als Jehova’s in mijn oren en naar hun luisterde ik ook niet.
Rondjes liep ik in de keuken, wachtend op het einde van het wachten. Ik liep rondjes en probeerde mijn gedachtes te verdringen. Mijn hoofd deed pijn. Al de dagen dat ik weer thuis woonde liep ik op blote voeten en keek ik niet in spiegels. Mijn moeder maakte zich zorgen, maar zweeg over mijn uiterlijk dat ik hardhandig verwaarloosde. Op mijn armen zaten afdrukken van mijn nagels, omdat ik mijn hoofd niet meer bonken mocht tegen de muren als ik niet slapen kon. Niemand snapte dat de pijn me belet van het dood gaan van binnen. Als ik geen liefde meer kon voelen, dan maar pijn.
Er kwam een piepend geluid van de vaatwasser en ik opende de deur. Een warme wolk stoom veranderde in hete druppels in aanraking met mijn gezicht. De stenen borden waren gloedheet en mijn vingers brandde. Ik genoot ervan. De mokken waarin mijn moeder altijd haar thee deed omsloot ik met al mijn vingers. De hitte schroeide wonden in mijn handpalmen.
Toen mijn moeder thuiskwam zat ik op de grond met mijn rug tegen de net zo witte keukenkastjes. Mijn knieën opgetrokken, mijn wang leunend tegen een groot bord waarvan we onze maandag diner hadden gegeten. Mijn huid was rood en verbrand, maar rustig bleef ik doorademen. Mijn ogen gesloten.
Ze schreeuwde.
Bij mijn moeder in de keuken stond een vaatwasser. Dezelfde kleur wit als de koelkast daarnaast, maar ongeveer de helft in omvang. Mijn moeder zei altijd dat ik de afwas moest doen en bedoelde daarmee dat ik de borden en het bestek in de machine moest zetten, de deur dicht moest doen en het apparaat aan moest zetten. Ik deed het niet met tegenzin, maar mocht het niet meer doen. “s Nachts zit mijn moeder naast mijn bed en sust ze me in slaap. Ik moet weer leren huilen.
Oh, en een gedichtje. Niet omdat het kan, maar omdat ik het wil.
: D
///
Kijk mijn woorden,
op fluistervlucht
naar ergens anders.
De waarheid droeg een mantel,
die hem vertellen deed.
(leugens)
De inwoners van mijn fantasieën,
fantaseerden ook.
Het verhaal lag desolaat,
verscholen onder de bladeren.
De waarheid had hem bestolen.
Steel jij mijn hart? Jij ladelichter.
Dan begraaf ik mijn ziel
en dansen we beiden eenzaam op mijn graf.
Kijk mijn woorden,
ze zijn schijnbaar vergeten
waar het noorden is.
/Titels zijn ook niet echt mijn ding.